In 2019 hebben het kabinet en sociale partners in het Pensioenakkoord een breed pakket aan maatregelen met elkaar afgesproken. Vandaag is de uitwerking daarvan in de Wet toekomst pensioenen (Wtp) door minister Carola Schouten (Pensioenen) aan de Tweede Kamer aangeboden voor behandeling.
De nieuwe pensioenwet sluit aan bij de huidige arbeidsmarkt, biedt eerder perspectief op indexatie en behoudt de sterkste elementen uit het oude pensioenstelsel. Na behandeling en akkoord in de beide kamers krijgen werkgeversorganisaties, vakbonden en pensioenfondsen nog enkele jaren om de wijzigingen door te voeren en de deelnemers hierover te informeren.
De wet schept in de eerste plaats ruimte voor nieuwe pensioencontracten die eerder perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Het pensioen wordt straks beweeglijker en sluit beter aan bij de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Als het goed gaat met de economie, dan gaat het verwachte pensioen of de uitkering omhoog. Gaat het economisch slechter? Dan kan het omlaag gaan. In de pensioencontracten wordt echter beter aangesloten bij de risicohouding van de deelnemers. Jongeren hebben de tijd om meevallers en tegenvallers in de beleggingen op te vangen. Naarmate je ouder wordt, is er minder ruimte om deze tegenvallers op te vangen. Daarom zorgen we ervoor dat de beweeglijkheid van de uitkering minder groot wordt als je (bijna) met pensioen bent. Zo voorkomen we onaangename verrassingen als je vlak voor je pensioen zit.
Het tweede doel van dit wetsvoorstel is om pensioen voor de deelnemers transparanter en persoonlijker te maken. Iedereen gaat pensioen opbouwen via een premieregeling. De pensioenpremie staat centraal en wordt voor alle leeftijden gelijk. Met de nieuwe regels voor pensioen zien deelnemers duidelijker hoeveel geld zij en hun werkgever stoppen in hun pensioen en hoe snel dit bedrag groeit.
Ook zorgt het nieuwe pensioenstelsel voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt van nu. Werknemers blijven bijvoorbeeld minder vaak dan vroeger hun hele leven lang bij dezelfde werkgever of gaan aan het werk als zelfstandige. Het wetsvoorstel gaat mee met de tijd om dit soort kwetsbaarheden op te lossen.
In het wetsvoorstel zijn ook afspraken gemaakt om in de transitieperiode (2023-2027) al met de blik van het nieuwe stelsel naar het huidige stelsel te kijken. Pensioenfondsen die de intentie hebben om ook de huidige pensioenen over te zetten naar het nieuwe stelsel (het zogenoemde invaren) mogen onder voorwaarden met versoepelde indexatieregels rekenen. Hierdoor is er ook in aanloop naar de overgang op het nieuwe stelsel al meer zicht op indexatie.
Voor het jaar 2022 wordt door een apart besluit geregeld dat fondsen, vooruitlopend op de nieuwe pensioenwet, ook de ruimte krijgen om sneller te indexeren. Het voornemen is dat dit besluit per 1 juli 2022 in werking treedt.
Het Nederlandse pensioenstelsel is al decennia één van de sterkste van de wereld. In het wetsvoorstel zijn de sterke elementen dan ook behouden. Zo behouden we de mogelijkheid van verplichtstelling, zodat uitvoeringskosten laag blijven en we collectief risico’s kunnen delen. Denk daarbij aan het langlevenrisico en nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. De fiscale facilitering blijft ruim genoeg om na de loopbaan met pensioen te gaan met 80% van het gemiddelde loon. Ook blijft de bestaande rolverdeling tussen de betrokken partijen behouden. De overheid stelt het wettelijk kader vast en zorgt voor de fiscale facilitering van de arbeidsvoorwaarde pensioen. Werkgevers en werknemers sluiten pensioenovereenkomsten en laten deze uitvoeren door een pensioenuitvoerder, terwijl DNB en AFM toezicht houden.
Samen met de sociale partners waaronder; VNO-NCW, LTO-Nederland, MKB-Nederland, FNV, CNV, VCP en met betrokkenheid van de Pensioenfederatie, Verbond van Verzekeraars en DNB en AFM kwam het tot het Pensioenakkoord en daarna tot de uitwerking van deze wet. Er is ook gedurende dit traject geregeld overleg gevoerd met vertegenwoordigers van jongeren- en ouderenorganisaties.
Afhankelijk van de wetsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer gelden de regels naar verwachting vanaf 1 januari 2023. De sociale partners en pensioenuitvoerders krijgen dan 4 jaar de tijd om pensioenregelingen aan te passen aan de nieuwe wetgeving, dus tot 1 januari 2027.