In de wijk Enschede Zuid doen wijkverpleegkundigen de indicaties voor de gemeente voor zorg en ondersteuning aan ouderen. In de nabijgelegen plattelandsgemeente Denekamp werken het sociaal en medisch domein intensief samen om kwetsbare ouderen tijdig te signaleren. De nieuwe werkwijzen zijn onderdeel van de pilot Netwerksamenwerking en samen indiceren in de wijk.
Het lijkt zo logisch, en dat is het ook. Een wijkverpleegkundige verzorgt tweemaal per dag een oudere vrouw die slecht ter been is. De situatie van de vrouw verslechtert, en ze heeft huishoudelijke hulp nodig. Daarvoor kan ze een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarna het indicatiecircus begint. Meestal brengt de Wmo-consulent van de gemeente, die de vrouw niet kent, een huisbezoek om in te schatten of huishoudelijke hulp inderdaad nodig is.
Maar wat als de indicatie voor de huishoudelijke hulp gebeurt door de wijkverpleegkundige? Die kent de situatie van de vrouw als geen ander. Dit betekent dat de wijkverpleegkundige, betaald door de zorgverzekeraar, een advies uitbrengt over een Wmo-voorziening, gefinancierd door de gemeente. Wijkverpleegkundigen, Wmo-consulenten, maatschappelijk werkers, praktijkondersteuners en wijkcoaches in Enschede Zuid kwamen op dit idee tijdens een van hun netwerkoverleggen.
‘In de oude situatie krijgen ouderen meerdere huisbezoeken van verschillende professionals voor de Wmo-indicatie’, vertelt Ank Braspenning, programmamanager bij zorgorganisatie De Posten in Enschede Zuid. ‘De nieuwe werkwijze scheelt dubbel werk’, vertelt ze. ‘Met het oog op de hoge werkdruk, schaarste aan professionals en lange wachttijden voor Wmoindicaties niet onbelangrijk. De professionals in Enschede Zuid hebben vertrouwen in elkaar om dit samen op te pakken.’
De innovatie kreeg in 2021 handen en voeten in de pilot Netwerksamenwerking en samen indiceren in de wijk. De pilot is onderdeel van de Twentse Koers, een strategische samenwerking tussen de 14 Twentse gemeenten, GGD Twente, zorgverzekeraar en zorgkantoor Menzis en provincie Overijssel. Samen met meer dan 300 partners koersen zij op gezondheid en goede zorg in Twente. Braspenning: ‘We zijn bewust klein begonnen, vanuit de uitvoering.’
De Wmo-consulenten stelden een werkinstructie op voor de wijkverpleegkundigen. Ook werden ze getraind door de Wmo-consulenten in het indiceren van Wmo-voorzieningen. De nieuwe werkwijze werd drie maanden in de praktijk getest bij 13 ouderen. ‘De gemeente wijst op basis van het advies van de wijkverpleegkundigen vervolgens de indicatie toe, de wijkverpleegkundigen hebben dus geen mandaat’, verduidelijkt Braspenning.
Mocht de Wmo-consulent inhoudelijke bedenkingen hebben over een indicatie, dan kan deze navraag doen en eventueel aanpassingen doorvoeren. Zo houdt de gemeente ook grip op de eigen budgetten. In de praktijk blijkt dat niet nodig: de Wmo-indicaties van de wijkverpleegkundigen wijken nauwelijks af van die van de Wmoconsulenten, blijkt uit de evaluatie.
Ook in de plattelandsgemeente Denekamp werd binnen de pilot ingezet op een betere samenwerking tussen het medisch en sociaal domein. ‘Het was een bewuste keuze om de pilot te doen in een plattelandsgemeente en in Enschede Zuid’, vertelt Hol. ‘In een stad werkt dat toch anders dan op het platteland.’
Dat weet Judith Bakhuis, praktijkondersteuner bij huisartsenpraktijk De Verdieping in Denekamp, als geen ander. ‘In Denekamp vind je nog boerenbedrijven met ongehuwde inwonende kinderen’, vertelt ze. ‘En er wonen in Denekamp veel ouderen.’ Een van de doelen is om kwetsbare ouderen vroegtijdig in beeld te hebben. ‘Liefst natuurlijk voor ze bijvoorbeeld een heup breken door een val, en niet pas als er een crisissituatie is ontstaan’, vertelt Bakhuis.
Andere innovatie in Denekamp is het intensiever betrekken van een specialist ouderengeneeskunde in de wijk. ‘Die sluit structureel aan bij de overleggen met de wijkverpleegkundigen en huisarts’, aldus Bakhuis. ‘Ouderen wonen tegenwoordig langer zelfstandig dan vroeger, waardoor de zorgvragen zwaarder zijn. Soms gaan de gesprekken over medicatie, en soms vragen we om even mee te kijken naar een complexe casus.’